Op de fiets wist ik precies wat ik hier
op papier wilde neerzetten. De gedachten stampten door mijn hoofd
heen en bleven ritmisch heen en weer gaan gelijk aan mijn voeten die
stevig doortrapten op de pedalen. Nu zit ik hier in deze afgesloten
ruimte en mijn hoofd lijkt opeens gevangen te zijn in stilte en ik
kan niet goed oproepen wat er daarstraks is gebeurt.
Feitelijk kan ik het wel. De droge
feiten zijn dat ik haar, het meisje van de pont, weer heb gezien. Zij
heeft mijn vorige blogpost over haarzelf gelezen en ze weet dat ik
waarschijnlijk ook hier weer iets over ga schrijven, want ik heb het
haar zelf verteld dat ik dat zou doen.
Vanavond zag ik haar weer. Al bij de pont zoals zij,
en ikzelf, hadden verwacht. Niet geheel een onsymbolisch
moment, maar daar werd niet bij stilgestaan. We gingen naar een café
om wat te drinken en met elkaar te praten. Waar praat je over wanneer je vijf jaar lang blikken met elkaar hebt gewisseld waarvan jezelf dacht 'hé, hier zit volgens mij meer achter' en je opeens tegenover elkaar zit? Ja, over dingen.
Ik voelde me op zijn zachtst opgelaten.
Na haar de laatste keer op de pont gezien te hebben kwam ik haar
toevallig op de straat tegen terwijl ik samen met een vriend ergens
lunch ging halen. Lekker belangrijk, maar ik sprak haar aan en zette
haar redelijk voor het blok en confronteerde haar met het feit dat ze
niets had teruggestuurd op mijn telefonisch berichtje. In dit korte gesprek besloten we elkaar te
bellen.
Die avond pakte ik moedig mijn telefoon
op. Ik werd herinnerd aan het feit dat ik haar eerder die dag had
gezien doordat de zonsondergang de hemel rood kleurde. Vraag me niet
waarom, maar daarom moest ik aan haar denken. In dat telefoongesprek
spraken we af en merkte ik aan mezelf dat ik daarna helemaal
ondersteboven was. Op een goede manier.
Maar tegelijkertijd voelde ik een
interne drang naar behoudendheid. Ik zat verstrengeld in een worsteling met mezelf. De ene
kant zei tegen me dat ik de noodrem moest loslaten en mijn gevoelens de
vrije loop moest laten en alles op alles moest zetten en niet na
moest denken over andere dingen en moest toegeven, uitademen, niet
omkijken, tunnelvisie en gaan.
Dat is wat ik normaal zou doen. Maar
iets in me is veranderd en ik weet nog niet zo goed wat. Ik wil op
een bepaalde manier vrij zijn en me niet langer verschuilen in
vluchtgedrag, hoewel het zo ontzettend aantrekkelijk is. En misschien
doe ik dat nu ook eigenlijk wel, maar zit ik in een ontkenningsfase
en wijs ik beschuldigend naar iets wat ik vroeger deed en mis ik waar ik nu voor aan het vluchten ben.
Maar wat doe ik nu dan of wat heb ik
gedaan? Ik heb geen avances gemaakt, de stiltes die vielen niet
proberen te vullen met slap gelul. We wisten allebei donders goed
waarom we daar waren. Maar moeten we het daar de hele tijd over
hebben? Nee. Mijn binnenste ging tekeer, maar ik wilde niet één
kant de overhand geven en een overhaastte keuze maken.
Het leek even alsof er een soort
onzekerheid zich meester van me probeerde te maken, maar ik probeerde
het te omarmen. Alsof je tegen een wild roofdier zegt: 'doe nu maar
even rustig, dan kan ik met je knuffelen.' Het kan. Ik zag het
laatst op een filmpje op YouTube (dat trouwens mijn leven voor een
groot deel heeft bepaald). Dus waarom zou ik het dat niet kunnen?
Misschien, en nu ben ik speculatief,
gaat mijn interesse verder dan het uitzichtloos staren naar haar. Wil
ik diep van binnen juist daar doorheen en zien wat er achter zit en
meer horen over die specifieke yoga waar ze me even kort over
vertelde, of wil ik haar vriend ontmoeten? Wat? Ja. Vertelde ze me
nou dat haar beste film die ene was met die driehoeksverhouding? Hé?
Wat? Ja.
Ik weet het niet, maar ik weet wel dat
ik het wil weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten